Schieten met verarmd uranium

Verarmd uranium: much ado about nothing?

Sommige actiepunten van onze verenigingen blijven controversieel. Is het de moeite om er onze energie in te steken? Zijn we wel geloofwaardig als we ons druk maken over iets waarvan achteraf blijkt dat het de moeite niet waard was?

De voorbije lente deden de luchtaanvallen van de NAVO tegen Joegoslavië de discussie over het gebruik van munitie met verarmd uranium (DU) opnieuw oplaaien. Er was sprake van ‘een nieuwe dimensie in de misdaden van de NAVO tegen het Joegoslavische volk’, een ander voorspelde zelfs dat Kosovo ‘een radioactieve woestenij’ zou worden. Ook ten tijde van de Golfoorlog waren deze onheilsprofetieën schering en inslag.

Verarmd uranium is volgens sommigen een van de oorzaken van het ‘Golfoorlog-syndroom’, een reeks chronische aandoeningen die, als men het gelooft, tienduizenden Amerikaanse soldaten heeft aangetast. Men stelt bovendien dat verarmd uranium vreselijke gevolgen heeft gehad in het zuiden van Irak, waar het meeste DU werd verschoten. Het zou daar verantwoordelijk zijn voor een toename in het aantal doodgeborenen, aangeboren afwijkingen, kinderleukemie en andere kankers.

Het artikel van Jan Gevers Leuven (Schieten met uranium op mensen) legt in mensentaal een erg moeilijke materie uit en dat is op zich al een grote verdienste. Bovendien doet JGL niet mee aan de ongefundeerde paniekzaaierij, daar is hij teveel wetenschapper voor. Toch blijft hij geneigd om het protest tegen het gebruik van DU als een punt van actie te beschouwen. Terecht?

In een recent nummer van The Bulletin of Atomic Scientists (1) hebben twee experts alle beschikbare informatie samengebracht en kritisch onderzocht. Voor een groot deel zijn hun bevindingen dezelfde als die van Gevers Leuven. Het feit dat ze de hoeveelheid verschoten DU in de Golfoorlog op 300 ton (en geen 800) schatten, kunnen we als een detail beschouwen, weliswaar tekenend voor het glibberige pad waarop de wetenschapper zich bevindt in deze discussie.

Uitwendige straling

Enkele interessante berekeningen wil ik u niet onthouden. Zo probeerden de auteurs een beeld te krijgen van de mogelijke uitwendige gammastralingsniveaus op het slagveld. Ze gingen hiervoor uit van het volgend scenario: 100 ton verarmd uranium ligt gelijkmatig verdeeld over een 1 km brede en 100 km lange strook, zoals de ‘Dodensnelweg’ tussen Koeweit City en Basra in het zuiden van Irak. De gemiddelde opgelopen stralingsdosis voor iemand die een jaar in dit gebied woont zou één millirem bedragen, zowat tien percent van de dosis van het natuurlijk in de bodem voorkomend uranium. Het stralingsniveau dichtbij een vernielde tank zou tot dertig maal hoger kunnen liggen. Maar ook dit hogere cijfer zou slechts 10 percent extra toevoegen aan de natuurlijke achtergrondstraling.

Inwendige stralingsdosissen zouden echter hoger kunnen liggen. Afhankelijk van de aard van de impact kan een aanzienlijk deel van het DU-projectiel verbranden en oxideren tot een inhaleerbare aërosol. Gezien de lage radioactiviteit van verarmd uranium is de stralingsdosis erg laag. Iemand die op het slagveld één milligram verarmd uranium inademde - een onwaarschijnlijk scenario, omdat hij verschillende inslagen van zeer nabij zou moeten overleven - zou een equivalente ‘whole body’ dosis van 0,1 rem ontvangen. Dat is ongeveer de helft van wat een persoon in een doorsnee Amerikaans huisgezin opdoet aan straling door ingeademd radon. Het toegevoegd risico om aan kanker te sterven als gevolg van deze blootstelling kan op 1/20.000 worden geschat.

De auteurs berekenden ook het collectieve risico voor een bevolking die zich windafwaarts op een afstand van het slagveld bevindt, in de veronderstelling dat 10 percent van de 300 ton verarmd uranium als aërosol door de wind was meegevoerd over een gebied met een bevolkingsdichtheid van 50 mensen per vierkante kilometer (de gemiddelde bevolkingsdichtheid in Irak). Het resultaat: tot 10 dodelijke gevallen van longkanker méér in de blootgestelde bevolkingsgroep, gespreid over een bevolking van 1 miljoen mensen.

DU-implantaten

Alhoewel stralingsdosissen door inademen of inslikken van verarmd uranium een gezondheidsrisico schijnen te vormen dat epidemiologisch niet opspoorbaar is, lijken cumulatieve dosissen rond een ingebed fragment in het menselijk lichaam hoog te kunnen oplopen. Men denkt daarbij vooral aan soldaten die een aanslag met DU-projectielen op hun tank hebben overleefd.

De Veterans Administration volgt nauwgezet de gezondheidstoestand van 15 Amerikaanse soldaten waarvan bekend is dat ze besmet zijn met DU-fragmenten door ‘friendly fire’. Deze dienst voert tevens experimenten uit op ratten waarin DU-fragmenten zijn ingeplant. Het aantal Irakese soldaten dat met DU-fragmenten besmet werd zou in de duizenden kunnen lopen.

Wat dan met de chemische giftigheid van verarmd uranium, de zogenaamde zware-metalen-toxiciteit? Het best bekend is de nefrotoxiciteit. Belangrijke weefselschade ontstaat wanneer de concentratie uranium drie deeltjes per miljoen overschrijdt. Voor een gemiddelde man komt dit overeen met een totale nierbelasting van

1 milligram. Rekening houdend met de oplosbaarheid en de nierklaring van uranium kan men berekenen dat hiervoor ongeveer 50 milligram uranium moet worden ingeademd. Zo een vergiftiging komt niet voor bij een kortdurende blootstelling; wel is ze mogelijk als iemand zich in een voertuig bevindt op het ogenblik dat het wordt getroffen, of als men probeert iemand uit zo’n getroffen tank te redden, of bij een onbeschermde schoonmaakoperatie, of bij bepaalde activiteiten die (letterlijk) veel stof doen opwaaien.

Conclusies

Tot slot lijken voor de auteurs de volgende conclusies ten aanzien van verarmd uranium wetenschappelijk verantwoord:

1. Hoewel het gebruik van verarmd uranium controversieel is sinds het einde van de Golfoorlog, zijn de radiologische effecten van blootstelling aan DU zeer waarschijnlijk klein, alleszins te klein om opspoorbaar te zijn. Bijgevolg is het onwaarschijnlijk dat bestraling door verarmd uranium verantwoordelijk is hetzij voor het ‘Golfoorlogsyndroom’ bij veteranen, hetzij voor enige van de waargenomen ziekten onder de Irakese bevolking.

2. Sommige soldaten in gepantserdetanks die getroffen werden door DU-projectielen, hun redders en ook personen die zonder adequate bescherming langdurig schoonmaakoperaties hebben uitgevoerd in deze voertuigen, hebben mogelijk voldoende DU ingeademd om te lijden aan de zware-metalen-effecten ervan.

3. Kinderen of nieuwsgierige voorbijgangers zouden misschien een kijkje willen gaan nemen in een vernielde Irakese tank. Dat kan gevaar opleveren omwille van DU-stof of patronen die door brand gedestabiliseerd zijn. Deze wrakken moeten daarom ontoegankelijk gemaakt worden, eventueel door ze in te graven en vol beton te storten.

4. Verarmd uranium is een gevaarlijke stof indien het gebruikt wordt bij oorlogsvoering. Maar niet in de eerste plaats omwille van zijn radioactiviteit. Het is gevaarlijk omdat het gemakkelijk pantsers doorboort en vernieling zaait door ontploffing en brand. In termen van gezondheidsimpact op de burgerbevolking in en rond het oorlogsgebied, zijn de effecten van verarmd uranium miniem in vergelijking met alle andere directe en indirecte effecten van oorlog.

(1)"After the dust settles" door

Steve Fetter en Frank von Hippel, in The Bulletin of the Atomic Scientists, november/december 1999, pp 42-45. Volledige tekst (E of NL) beschikbaar op aanvraag. Ook te lezen op www.avv.yucom.be.
 

Terug naar inhoud nieuwsbrief